In between…
- De drakenvliegster

- 17 mrt 2022
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 11 okt 2022
Bijna tijd om te springen

Zoveel losgelaten, een blik op het onbekende, een nieuw begin dat zijn startschot nog niet heeft gehad. Ergens tussen oud en nieuw, tussen dood en geboorte, heerst een stilte die reeds een zaadje in zich draagt. De herfst van de gevallen bladeren en het loslaten van wat niet meer dient, ligt steeds verder achter me. Daar ligt weer een laagje van mezelf, een reeks oude patronen en overtuigingen die de winter niet hebben gehaald. Het afwerpen van een manier van kijken naar mezelf, de ander en de wereld. Het leven bracht het op een dienblad, ik moest alleen durven kijken, voelen en meebewegen. Geen gevecht ertegen, ookal volgt het niet steeds mijn verwachting en plan. De winter gaf stilte in de vorm van rust, bekomen van het loslaten, herstel en zuivering van lichaam en geest. M’n lichaam heeft het gevoeld, al het harde werk van vernieuwing, van het afpellen en vrijmaken van al wat was. Rust, zorg, naar binnen keren en geduld (niet zo vrijblijvend geduld weliswaar, er gingen wel wat gevechten met mijn ongeduld aan vooraf…) brachten me bij vandaag. Het oude is bijna helemaal gelost, nieuwe zaadjes zijn gezaaid maar de beweging durft zich nog niet te tonen. Een niemandsland. Geen einde, geen begin. Of misschien de moment vóór het begin, want ik kan het begin wel al ruiken. Ik vind het een onbehaaglijk gevoel. Alle controle en stabiliteit laat ik achter, de sprong in het onbekende komt eraan maar ik bengel nog een beetje op de rand van de klif. Twijfel die geen twijfel is komt even langs. Een koordje uit het verleden probeert me ook eens terug te trekken maar het glijdt van me af. Ik voel me niet meer thuis in het verleden, ik voel me nog niet thuis in de toekomst, ik word teruggeworpen op het enige wat er is in het hier-en-nu, een thuis in mezelf. Want niet enkel oude patronen, overtuigingen en voorgaande vormen van relateren aan iemand die belangrijk voor me is, maar ook ons fysiek huis en thuis laat ik nu achter. Nog één week tot de verhuis. Ik merk dat ik mijn adem inhoud. Enthousiast maar geremd. Vol verlangen maar met angst. Een droom die voor mijn voeten ligt maar tegelijkertijd een gekend comfort dat verdwijnt. Ik nodig mezelf uit om te blijven ademen, het onbehaaglijke gevoel te verdragen en vol spanning de grond onder mijn voeten te blijven voelen. De aarde draagt me niet enkel in dit huis, maar ook in het volgende. Telkens ik even contact kan maken met de plek diep vanbinnen die me thuis doet komen in mezelf, voel ik dat het fysieke huis er niet toe doet. Welke vorm ze ooit zal krijgen (een nieuw bio-ecologische woonst met alles wat we ons maar wensen kunnen, of een langduriger verblijf in de kleine gezellige caravan die ons opwacht volgende week) overal ben ik thuis als ik vanuit die bijzondere plek in mezelf in het leven kan staan.
De eerste keer dat je afscheid neemt van iets belangrijks, hoop je dat je ervan gespaard blijft voor lange tijd. Blijkt wat later dat de cirkel van afscheid nemen, loslaten en ruimte maken voor iets nieuws enkel toeneemt in frequentie naarmate de tijd voortschrijdt. Na het meermaals doorlopen van de cirkel, merk ik dat er iets in me stagneert op het punt tussen stilte en het terug in beweging komen. Het punt van geboorte, van het springen in levensvreugde en genot. De stilte voelt zo vertrouwd en de beweging van het leven lijkt een alles of niets verhouding in mezelf te kennen. Maar in alles of niets is er maar ruimte voor 1 grenzeloos persoon, niet voor een dynamiek tussen twee individuen met beweeglijke grenzen. Als er maar ruimte is voor 1, lijkt de ander te verdwijnen. Of ik. Daar is de stagnatie, de voortalige angst, de freeze. Bang dat er iemand moet verdwijnen. Het is alsof ik mezelf in deze fase telkens moet doen herinneren aan mijn fysieke omhulsel, aan het bestaan van mijn grenzen, aan de mogelijkheid tot gematigdheid van stroming en beweging in mezelf. Ik beweeg me fysiek alvorens emotioneel te bewegen. Ik maak ruimte voor mijn levensvreugde en genot. Ik voel mijn lichaam via aanraking en vertrouw terug op diens integriteit. Ik herinner me dat ik dit punt al meermaals heb gekend, dat ik weet wat ik nodig heb, maar dat een nieuwe route telkens opnieuw even een keuze vereist. Ik spreek mezelf toe: ‘Niet de oude, maar de nieuwe.’ ‘Niet de oude, maar de nieuwe’. Het zaadje wil groeien. Het zaadje wil beweging worden. Weer doorheen die oude angst, die stilaan verlangen en vreugde kan worden. Niemand hoeft te verdwijnen. Ik mag gewoon bestaan.
Nog even bengelen op de rand en volgende week: tijd om te springen. Slik, adem, berusten in spanning, alles is zoals het moet zijn



Opmerkingen