Een zinkend schip
- De drakenvliegster

- 14 mei 2022
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 11 okt 2022
Wat als de oplossing in de mensen zelf zit?

De maatschappij die enkele posts geleden als een trein tegen een muur zou rijden, de trein davert voort en de muur wordt steeds groter. Alleen lijken weinig mensen hem te zien. De crisis lijkt voorbij, controle lijkt te zegevieren, het vooropgestelde plan lijkt zijn doelen te hebben behaald. De verzieking en verrotting onder de radar lijkt te worden genegeerd. Het behandelen van symptomen als de ziekte van deze tijd. De coronacrisis legde eindelijk bloot hoe ons zorgsysteem al jaar en dag mank loopt door een tekort aan personeel, tekort aan middelen en mensen die uitgeperst worden als een citroen. Enkel het virus onder controle krijgen, de symptomen onderdrukken en het onderliggende probleem negeren was de boodschap. Intussen zie ik de zorg bloeden als nooit tevoren. Collega’s zitten massaal op hun tandvlees, gaan in ziekteverlof of nemen ontslag. Anderen steken dan weer nog een tandje bij om nog verder over hun grenzen te gaan dan daarvoor al het geval was. Vacatures geraken niet meer ingevuld want wie is er in godsnaam nog zo zot om in de zorg te gaan werken. Merendeel loopt de feiten continu achterna, schiet tekort op vlak van de toegenomen vraag aan zorg en staat met zijn rug tegen de muur bij de complexiteit van huidige hulpvragen. Het roeien met de riemen die we hebben wordt meer en meer een spartelen met roeispanen wanneer je voelt dat de boot zinkt. Daarbij delen die roeispanen nog wat rake klappen uit, niet aan zij die iets aan de situatie veranderen kunnen, wel aan de naaste collega’s die dagelijks in de vuurlinie staan van frustraties en het gevoel van falen. Een gevoel dat momenteel dag in dag uit wordt gevoed door de ziekte van het systeem. Handig voor het voortbestaan van het zieke systeem is wel dat er zoiets bestaat als herhalingsdwang. De zorg lijkt overbemand aan mensen die gewend zijn zich te identificeren met dit gevoel van falen, van niet goed genoeg zijn, van tekort te schieten. Zij gaan steevast naar huis met een bevestiging van een gekend falend zelfbeeld waarbij ze de verantwoordelijkheid bij zichzelf leggen en nog meer over hun grenzen gaan. Zij die in vraag stellen waar het eigenlijke schoentje knelt, komen van een kale reis terug want zolang het systeem draait is er blijkbaar weinig nood aan verandering.
De laatste tijd dwarrelt het thema door mijn hoofd en lijf; verlaat je een zinkend schip? Met man en macht probeert men te vermijden dat er afdelingen moeten worden gesloten, dat patiënten op straat moeten worden gezet, dat de zorgenden geen zorg meer kunnen bieden. Maar moet dit toch eerst gaan gebeuren vooraleer er verandering kan komen? En als symptomen steeds onderdrukt worden, waar liggen dan de wortels van het probleem? En als er geen oog is voor de wortels, wat kan ik dan als één persoon betekenen? En wat met mijn eigen zoeken naar balans tussen de verslaving om iets te betekenen voor een ander en ook voldoende iets te willen betekenen voor mezelf? Vind ik voldoening in mezelf staande te houden in deze miserie (die er niet direct op zal beteren)? Het voelt als hopeloos, uitzichtloos. Ik probeer dan terug te grijpen op mijn ervaringen met patiënten en mijn eigen traject. Wat hebben mensen nodig in situaties van hopeloosheid, machteloosheid en uitzichtloosheid? Nabijheid, iemand die hen niet alleen laat, verbinding, samen dragen en observeren. Iemand die gelooft dat er uit een crisis iets moois kan groeien. Iemand die gelooft en vertrouwt dat alles is zoals het moet zijn. Maar hoe draag je niet enkel de hopeloosheid van één patiënt, maar die van heel veel patiënten, die van heel veel collega’s en die van heel het systeem? Zonder deze uit te kotsen, maar wel continu kotspaal te zijn? Kan en wil ik mezelf daarin staande houden?
Ik weet het niet.
Maar wat als iedereen afhaakt? Zou dat een mogelijkheid zijn tot een nieuw begin? Of misschien nog erger, wat als iedereen blijft en zich comfortabel blijft voelen in de herhalingsdwang van het niet waard te zijn om meer erkenning te krijgen voor wat je doet en wie je bent? Als het enige redmiddel lijkt te zijn dat alle hulpverleners hun zelfzorg nog meer moeten verloochenen en zichzelf moeten wegcijferen voor de zorg van een ander?
Er lijkt zich bijna een keuze op te dringen: spartelende patiënten helpen of spartelende hulpverleners? En als ik dit zou doen, is dit dan vanuit het stuk reddercomplex in mezelf? Of vanuit een verslaving om zoveel mogelijk te betekenen voor de ander? Is het vermijding om maar niet te moeten kiezen voor wat goed is voor mezelf? Of komt het vanuit het hart en een geloof in de kracht en de rijkdom van al mijn collega’s?
Maar ben ik dan bereid alles te ontvangen? Ook afwijzing, het continue gevoel tekort te schieten, uitbranders, frustratie en machteloosheid? Kan ik geven zonder de verwachting van iets terug te krijgen? En kan ik dit zonder mezelf leeg te geven? Of zou het kunnen dat dergelijke intensiteit van uitzichtloosheid mijn grootste angst is maar misschien ook de grootste aantrekkingskracht kent? En tot hoever reikt het constructief genot vooraleer het destructief wordt?
Kan ik onthouden dat gewoon er zijn, liefde geven en niet weglopen het belangrijkste is op de moment dat heel mijn lijf wil vluchten? Vooral als de machteloosheid in tienvoud toeneemt als een heel systeem zijn machteloosheid komt neerleggen in je voortuin. Deze week vertelde iemand mij dat een niet-verooroordelende liefde zijn leven heeft gered op de moment dat hij geen uitweg meer zag. Kan ik vertrouwen dat dat is wat we nodig hebben? Zonder oplossing? Dat de oplossing in de mensen zelf zit? Dat ik die niet moet bieden? Dat er net zoals in een individu ook in de hele maatschappij een emergerende kracht werkzaam is die ons optilt naar een overstijgend niveau? Dat als mensen zichzelf terug graag gaan zien en geloven dat ze de moeite waard zijn, dat huidige systemen dan stoppen met te bestaan?
Als ik stop met zoeken, ben ik dan al waar ik moet zijn?



Opmerkingen